Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft onlangs een uitspraak gedaan die volgens Rémy Chavannes op nu.nl en NRC grote gevolgen heeft voor de Nederlandse media. Die gevolgen zijn er, zeker. Maar zijn ze zo groot als Chavannes stelt? Corien Prins en Remco Nehmelman plaatsten - in het NRC - ook al hun kanttekeningen daarbij.
De uitspraak gaat – kort gezegd - over de vraag of iemand recht heeft op zijn eigen afbeelding als zodanig. 'Ja' zegt het EHRM. De eigen afbeelding maakt deel uit van het recht op privacy conform artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. De zaak betrof het portret van een baby gemaakt door een fotograaf met instemming van het ziekenhuis waar de baby verbleef, maar zonder toestemming van de ouders. Kernpunt - of vooralsnog liever gezegd kernvraag - is of uit deze uitspraak een toestemmingverplichting van de fotograaf jegens de geportretteerde moet worden afgeleid. Die toestemmingverplichting zou dan bovendien niet alleen betrekking hebben op de openbaarmaking van een portret maar ook op de vervaardiging ervan. Stelde het EHRM nu wel of niet categorisch dat de effectieve bescherming van het recht om je afbeelding te controleren, het verkrijgen van toestemming veronderstelt op het moment waarop de foto genomen wordt? Moet de fotograaf anders gezegd op grond van deze uitspraak telkens als hij een foto wil (openbaar)maken toestemming vragen. Mijn stelling is anders dan die van Chavannes, dat dat niet het geval is. Het EHRM geeft in zijn uitspraak in de eerste plaats duidelijk aan dat het haar oordeel baseert op een afweging in deze specifieke zaak. Het zegt in overweging 41: 'In this connection it should be noted that the applicant's son (de baby), not being a public or newsworthy figure, did not fall within a category which in certain circumstances may justify, on public-interest grounds, the recording of a person's image without his knowledge or consent'.
Uit deze uitspraak volgt niet dat het niet vragen van toestemming automatisch leidt tot een inbreuk op de privacy. Dat strookt geheel met de gang van zaken in het portretrecht en overigens ook in het auteursrechtelijk persoonlijkheidsrecht. De geportretteerde heeft het recht om zich te verzetten tegen openbaarmaking van zijn (niet in zijn opdracht gemaakte) portret als daarmee zijn morele of economische belangen worden geschaad. De maatstaf is met andere woorden niet een absolute die automatisch volgt uit het niet vragen van toestemming, maar is een relatieve die pas kan worden aangelegd als de geportretteerde zich verzet tegen openbaarmaking. De fotograaf kan dus rustig (althans niet onrustiger dan binnen het kader van het portretrecht), een foto maken van iemand die op straat loopt zonder hem daarvoor toestemming te hoeven vragen. Er is geen absoluut verbodsrecht, maar hoogstens een verplichting achteraf - op het moment dat de geportretteerde tegen het maken van een foto van zijn portret bezwaar zou maken en in rechte zou worden vastgesteld dat er geen sprake was van omstandigheden die het rechtvaardigde dat zonder zijn toestemming een opname werd gemaakt van zijn portret - om de negatieven aan hem af te staan met mogelijk een veroordeling van de fotograaf in de door hem geleden schade. De fotograaf is door de uitspraak van het EHRM naar mijn mening dus niet zo geketend als door Chavannes wordt gesteld.
donderdag 7 mei 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Hoe onpraktisch, zelfs onwerkbaar deze uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ook is, de bewoordingen van de uitspraak liegen er niet om. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft directe werking in de Nederlandse rechtsorde en de uitleg door het EHRM van artikel 8 EVRM eveneens. Lees de tekst van de uitspraak en het is duidelijk: het Nederlandse portretrecht wordt fundamenteel anders.
BeantwoordenVerwijderenHet EHRM gebruikt de volgende gedachtengang: je hebt recht op bescherming van je ‘private life’, dus op bescherming van je ‘personality’, dus op bescherming van je afbeelding en dat omvat het recht om je verzetten tegen “(…) the recording, conservation and reproduction (…)” van je afbeelding. Natuurlijk hebben de omstandigheden van de zaak die hier aan de rechter werd voorgelegd een rol gespeeld in het eindoordeel van het EHRM, nu het ging om een pasgeboren baby’tje die ook nog eens in een ruimte lag die eigenlijk alleen voor artsen en verpleegkundigen toegankelijk was, maar de rechtsregel die het EHRM formuleert is glashelder en toch wel behoorlijk absoluut: de effectieve bescherming van je afbeelding veronderstelt namelijk (r.ov. 40) “(...) IN PRINCIPLE and in circumstances such as those of the present case, obtaining the consent of the person concerned at the time the picture is taken and not simply if and when it is published.”
Remy Chavannes heeft dus gelijk in wat hij schrijft in zijn column op www.nu.nl. Uitgangspunt is dat je iemand niet meer mag fotograferen zonder eerst zijn of haar toestemming te vragen. Doe je dat toch, dan heeft de geportretteerde geen controle meer over het gebruik van de foto en die controle is nu juist wat artikel 8 EVRM dient te garanderen, aldus het EHRM. De fotograaf maakt dan inbreuk op de privacy en de geportretteerde kan afgifte van de (digitale) negatieven vorderen.
Nogmaals, hoe onpraktisch en onwerkbaar ook, we moeten het voorlopig echt met deze uitspraak doen. Althans, "in principle". Wellicht wordt de soep toch niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Het wachten is op de eerste procedure voor de Nederlandse rechter die hierop is gebaseerd.
Frank Heideman
Het is inderdaad een onwerkbaar idee, en nog maar de vraag of het zo striks uitgelegd zal (blijven) worden. Ondanks dat het maken van een foto en deze opslaan al een verwerking van persoonsgegevens betreft, zou wellicht een focus op het gebruik van de foto meer werkbaar zijn. Tevens lijkt de herkenbaarheid van het geportretteerde individu (wat in onderhavige zaak duidelijk het geval was) een belangrijke factor. Zie ook: http://vortex.uvt.nl/TILTblog/?p=58 .
BeantwoordenVerwijderen